La Mar

Vijf dagen na nieuwe maan is het de zee die me roept – ik kan de eindeloze echo van haar roep in de branding niet weerstaan. De branding – en de wind die grote scheppen van haar schuim afroomt en ze speels over het strand voor zich uitrolt. Net als de vrouw wordt de zee beïnvloed door de maan. Daarom noemen de oude vissers de zee bij de vrouwelijke benaming: la Mar. Ze is mooi, mysterieus maar ook doodsgevaarlijk: eens de wieg van het leven, toont zich soms dreigend om het leven van zeelieden weer tot zich te nemen. De als sarcofagen aangespoelde messchelpen kraken onder mijn voeten voor ze worden begraven in het zand.

Ik denk aan Santiago, de trotse visser die na 84 dagen zonder vangst het lot uitdaagt. Op zoek naar het geluk trekt hij ver de zee op. Een enorme vis slaat hij aan de haak, te groot en te krachtig om aan boord te halen. Zijn bootje wordt door de vis verder de zee op getrokken en na een dagenlange machtsstrijd tussen de oude visser en de vis weet de visser zijn prooi toch met zijn harpoen te doden. Op weg terug naar de haven wordt de vis echter aangevreten door de haaien, zodat de visser uiteindelijk slechts met de graat in de haven aankomt.

Geen wedstrijd zo verraderlijk als de halve marathon van Egmond aan zee. Juist terug van een trainingsstage in Kenia was ik gretig om te laten zien wat ik waard was. Door de snelle start kon ik niet aansluiten bij de kopgroep, zodat ik op het strand moest strijden tegen de zuidwesterwind, waartegen je moet vechten als Santiago tegen de marlijn: houd de lijn niet te strak maar laat haar ook niet teveel vieren. Op het strand moet je zuinig met je energie omgaan, want dat wat je in gevecht met de wind verliest krijg je niet meer terug, maar anderzijds moet je ook niet teveel tijd inleveren, want ook dat krijg je niet meer terug. Als je in een groepje over het strand loopt moet je dus samenwerken, maar de één loopt op gemak terwijl de andere alle zeilen moet bijzetten (of eigenlijk: reven) om in het groepje mee te kunnen – samenwerking is dus niet vanzelfsprekend.

Op het strand was ik sterk. Terwijl ik het gevoel had te sparen voor de tweede helft liep ik op eigen kracht gaten dicht van het ene groepje naar het volgende groepje, om dan achter de rug van anderen dekking te zoeken tegen de wind en even later weer vooruit te kijken. De marlijn draaide al haar rondjes in de zee, ik hoefde haar alleen nog maar in het hart te raken met de harpoen….

Toen kwamen de haaien. Om aansluiting te houden bij C., die iets aanzette, moest ik door het groepje manoeuvreren. Onvoorzichtigheid deed me struikelen, maar ik kon me nog net opvangen. Mijn bovenbenen hadden een oplawaai te verduren gekregen en dus moest ik even rustig aan doen om te herstellen. Het ging inmiddels door het mulle zand het strand af en het duin op. Boven aangekomen bleek een volgende haai op het bloed te zijn afgekomen: ik werd overvallen door krampen in mijn onderbuik – ik moest naar het toilet.

Natuurlijk dacht ik aan de circulerende stoere wielerverhalen en aan Miriam van Reijen, creatieve oplossingen voor het probleem waar ik nu mee te maken had. Maar hoe doe je dat? Voor mij zat er maar één ding op: ik moest het zaakje kwijtraken en wel zo snel mogelijk want ik verloor inmiddels tijd op de andere lopers. De kringsspier vroeg ondertussen een aanzienlijk deel van de kracht die ik kon leveren.

Zodra het publiek wat uitdunde dook ik de struiken in -de verloren tijd zou ik later wel terugwinnen. Maar ook in de struiken wisten de haaien me te vinden: naalden zo groot als haaientanden staken in mijn been en ook daar moest ik vanaf zien te komen. De wedstrijd was inmiddels al lang geen wedstrijd meer. Ik probeerde nog wel volle kracht te lopen maar het tempo was eruit. Het gevecht met de haaien had teveel van mijn krachten gevergd en ik moest nu zorgen dat ik thuiskwam.

Aangekomen in de haven was het stil, zelfs de kroeg was al gesloten. Na het afmeren begaf ik me in de nachtelijke stilte naar huis om uit te rusten. Midden in de nacht werd ik wakker uit een droom: leeuwen brulden aan de rand van het trainingskamp in Iten. Maar het gebrul was niet beangstigend, eerder bemoedigend.

(geïnspireerd door The Old Man and the Sea van Ernest Hemingway)