De laatste man

De mens wordt voor een belangrijk deel gevormd door het landschap waarin hij leeft. Vanuit die overtuiging bedenk ik mijn romanpersonages, dus zou ik er eigenlijk niet van moeten opkijken dat ze ook werkelijk bestaan op de plek waar het verhaal zich afspeelt. Voor mijn volgende roman ben ik bij een getijdeneiland aan de Ierse kust. Mensen die ik spreek, komen met het verhaal van Pascal op de proppen, de laatste bewoner van het eiland. The last man standing is ruim een jaar geleden overleden, enkele maanden voor zijn geest zich duizenden kilometers verderop opdrong in mijn gedachten. Pascal woonde jaren min of meer een kluizenaarsbestaan in een caravan op het uiterste puntje van het eiland. Hij was op het eiland geboren en keerde er terug na een carrière als stuntman voor hollywoodfilms, die hij abrupt afbrak nadat zijn kameraad bij een stunt was omgekomen.

Een lange wandeling brengt mij bij zijn caravan. Een van de ramen is opengebroken, en er ligt een vergane roeiboot voor het hek. De caravan kijkt uit over een baai waar de oceaan in trage golven zijn ouderdom uittelt. Konijnen schieten over het veld en verdwijnen in een ondergronds netwerk van gangen. Hoe vaak heeft Pascal hier gestaan, op deze rots, roepend naar zijn hond die de branding te lijf gaat? Hoe vaak heeft hij de huilende wind vervloekt, en hoe vaak heeft hij de wereld zien inkrimpen en uitdijen in de zeemist?

Ik haast me terug naar de zandplaat tussen eiland en vasteland. In de nabijgelegen pub hoor ik de mensen uit over mijn held, en ik maak er kennis met iemand die zich voorstelt als de koning van Claddaghduff, maar die verder geen kapsones heeft. Als ik genoeg weet, wandel mij roman uit, terug naar het dorp waar ik verblijf en onderweg regen ik nat en waai ik droog. Alles verloopt dus volgens plan, thuisgekomen in Cleggan vind ik bij de open haard mijn andere romanpersonage. Alles heeft zo moeten zijn, zoals dat in boeken en in het leven gaat.

Thuis maar anders

Na drie maanden Londen, vanwege een tropencursus, en met binnenkort vier maanden Malawi voor de boeg, ben ik even thuis in een oud vissersdorpje aan de oceaankust van Ierland. Net als Lapland is de Connemara een afgelegen streek, woest en verlaten, door de schrijver Tim Robinson getypeerd als the last pool of darkness.

Omdat ik geloof dat het karakter van de mens voor een groot deel bepaald wordt door de omgeving waarin hij leeft, ben ik in de streek waar mijn volgende roman zich afspeelt. Ik wil me in het karakter van mijn hoofdpersoon verdiepen door zijn landschap te verkennen. Ik spreek met zijn mensen, bewandel zijn paden en adem zijn lucht.

De Connemara wordt gedomineerd door de bergketen Na Beanna Beola, die volgens de mythologie is ontstaan toen een reus van de nabijgelegen Aran eilanden zijn slapende collegareus Beola probeerde te wekken door hem rotsblokken toe te werpen. Het woesteland met zijn moerassen, heuvels en meren heeft veel weg van Lapland. Het grote verschil zit hem in de nabijheid van de oceaan, die regen en wind brengt. Misschien is het wel de wind die de Ierse tongen zo los maakt. Ik was vergeten hoe het huilen van de wind klonk, en hoe je diep voorover boog om weerstand te bieden tegen de wind, want in Finland waait het eigenlijk nooit. Ik herinner me de opwinding over een naderende sneeuwstorm toen ik net in Finland woonde. De sneeuw kwam, maar wat ze een storm noemden, was hoogstens een briesje.

Net als in Finland, is de manier van leven in de laatste vijftig jaar hier drastisch veranderd. Had je in Rovaniemi de vlotterij, in Cleggan was het voornamelijk de visserij waar men van leefde. Maar niet iedereen verstond de kunst van het leven. Sommigen gingen de oceaan op terwijl er storm op komst was. De regering kwam met plannen om de moordzucht van de oceaan te bedwingen. Ieder bootje moest over apparatuur beschikken om in geval van nood zo snel mogelijk hulp te krijgen. Je moest heel wat vis vangen om dat te bekostigen. De vistechnieken werden geoptimaliseerd, de waarde van vis daalde en er kwamen regels om de visvangst aan banden te leggen. Tegenwoordig moeten de vissers een deel van de vangst overboord gooien.

Hoewel het leven ongetwijfeld beter is geworden, is er ook veel verloren gegaan. Geen landschap dient beter om daarover na te denken dan het woesteland, of dat nu Fins of Iers is.


Deze column verscheen in december 2018 in Noorderlicht, het tijdschrift van de Nederlandse Vereniging in Finland.

De kunst van het leven

Niet iedereen verstond de kunst van het leven. Sommigen gingen de oceaan op terwijl je wist dat er storm op komst was. Je moest beseffen dat er grotere krachten in het spel waren. Als je twee koeien had, moest je ze om de beurt laten kalven. Je moest hard werken en als je een dochter had, was het zaak om haar weerbaar te maken tegen de liefde. Wat had je aan een lieve man die geen fatsoenlijk huis bezat?

Net als overal in Europa veranderde het leven op het Ierse platteland en aan de kust op drastische wijze. Tot een paar decennia geleden had iedereen hier een paar stuk vee en een bootje om te vissen. De regering kwam met een plan om de moordzucht van de oceaan te bedwingen. Ieder vissersbootje moest over apparatuur gaan beschikken om in geval van nood zo snel mogelijk hulp te krijgen. Dat was echter een kostbaar plan, je moest heel wat vis vangen om de boel te bekostigen. De vistechnieken werden geoptimaliseerd, de waarde van vis daalde en er kwamen regels om de visvangst te reguleren. Tegenwoordig moeten vissers een deel van hun vangst weer overboord gooien, vertelt Peadar, een zachtaardige man met een baard zo wit als de schuimkoppen van de oceaan. Veiligheid is een goede zaak, zegt hij, maar het heeft ons teveel gekost. De regulatie is niet te overleven.

Kleine kinderen gaan in het dorp naar school, maar als ze groter worden, moeten ze naar het stadje even verderop. Een paar jaar later gaan ze voor college en universiteit helemaal naar Galway . Daarna vertrekken ze naar Dublin, of verder nog, naar Canada of Australië.

Sommige mensen komen terug, zoals Tina, die achter de bar staat. En er zijn ook mensen als Valery, de blonde, wat versleten vrouw die aan het tafeltje naast de open haard het ene naar het andere glas achterover slaat en mij ervan probeerde te overtuigen dat liefde een leugen is. Haar man deed in vastgoed, en zo is ze vanuit Dublin onbedoeld in deze streek beland. Ze hield van luxe, als ze een mooie jas zag kocht ze er altijd gelijk twee van, en toen ze dertig jaar geleden zwanger werd, was het van een tweeling. Die vent daarboven heeft het beste met me voor, zegt ze. Haar man is enkele jaren geleden overleden. En dat is maar goed ook, want het was een eikel. Ik heb hem vergiftigd, zegt Valery. Dat ging heel gemakkelijk, gewoon wat pilletjes in zijn drankje. Tina, die af en toe haar ogen laat rollen als Valery aan het woord is, lacht hard. Andy, de stille man aan de bar, kijkt mijn kant op en knipoogt.

Michael neem een laatste teug van zijn pint Guinness en vertrekt om zijn bejaarde moeder toe te stoppen. Ook de vrachtwagenchauffeur houdt het ook voor gezien. Valery roddelt nog wat over de mensen hier in de buurt, en die ik de komende dagen zal ontmoeten. Maar mondje dicht, zegt ze, je hebt het allemaal niet van mij.

Connemara

When I was 18, I worked in a coffee shop in Cork and later in a little restaurant in Salthill, Galway. On the days that I was free from work, I cycled around the country. I loved to see and hear the ocean rocking and rolling against the cliffs. Galway, Mayo, Donegal. It was a magical experience to be there. Stories started coming up, stories of all kinds. Once I saw a mermaid. Months later, when I came home to my family in the Netherlands, I told my little sister about that mermaid. She must have been 5, back then (not the mermaid, but my sister). I showed her pictures of a rock by the shore, with on the background the sun setting in the ocean. There was no mermaid on the picture, but when I closed my eyes, I could see her, and I could hear the songs by which she tried to lure me into her world.

While most memories fade over time, my mermaid has become vivid and real. Still, I can see the shape of her body, half human and half fish, and her whispered words. I am thirty-six now, twice the age of the young man exploring the borders of his world, and I’m finally back in the country of the stories. Connemara is the site of my next novel. The country and landscapes play a certain role in the book, like in my previous works: nature mirrors the inner self. The main character is very different from me, so I have to get to know him by exploring his landscapes.

Last week, Ireland was in a state of emergency due to Storm Emma, the first blizzard in 35 years. However, to me it felt she never really came up. Surely, we had some snow and strong winds, but the blizzard arrived only in the late evening in Clifden, the town where I stayed, and the little bit of snow on the roads melted quickly the next day. Nothing compared to what I am used to in Lapland.

Emma, that’s how they called the storm that never came up. Emma, like my second sister. We rarely meet, due to a thousand miles and more. Emma, like one of my fellow students, a decade ago. She played cello and once she wore a dress that uncovered her shoulders and the ivory skin of her back. She was wonderful, but I never fell in love with her. There are many more of them, Emmas, and they must have something in common with the storm that never came up. 

Clifden Bay