Lopen is een bedevaart

Het donderdagskind dat reist gezwind. Ik vermoed wel eens dat ik een reiziger ben geworden omdat die zin in een prentenboek stond. En net als voor de legendarische Jan Knippenberg is lopen voor mijn vooral een manier van reizen. Maar op de avond dat ik dit schrijf, maak ik een andere reis. Van Finland, waar ik al jaren woon, naar Dalfsen en Ommen. Een reis, bovendien, terug in de tijd.

In oude e-mails zoek ik naar details rondom de avond in mei 2008 dat ik de eerste editie van de Station-tot-stationloop liep. Tot mijn verrassing (nu) had ik er die ochtend niet veel zin in gehad. Maar dat had niet zoveel met de loop te maken. Het was een kleine maand na de marathon en ik was bovendien net begonnen aan mijn eerste baan als arts, op de intensive care van Enschede. Omdat ik geen rijbewijs had moest ik die avond met de trein op en neer. Het concept, van station tot station, kwam dus goed uit. Maar laat ik er geen doekjes om winden: ik liep vooral omdat Henk me had gevraagd. De man met de microfoon.

Terwijl ik me in het verleden dompel, doemen herinneringen voor mijn geestesoog op. Het inlopen, het klaarmaken voor de start. En dan: het aftasten van het tempo in de eerste kilometers. Loop ik hard genoeg? Loop ik comfortabel? De molen is een kwestie van seconden. Van de tegenzin is dan in elk geval niets meer over. Ik herinner me een moment van verwarring, maar ik weet niet meer waarop die verwarring betrekking had. Een onverwachte bocht? Een kilometerbordje dat net te vroeg of te laat kwam? Ik herinner me een onverhard pad langs een boerderij. Of bedriegt mijn geheugen me? Ik meen dat ik tot halverwege mijn geduld bewaarde en het vervolg liep met alle kracht die ik in me had. En van mijn archiefonderzoekje leer ik dat ik toen voor het eerst op nieuwe schoenen liep die ik in een mail aan mijn geliefde mijn flitsende blitse glitterschoenen noemde.

Ik herinner me een biertje in het stationscafé, na afloop. Maar de laatste meters en het winnen zelf zitten ergens verborgen in de krochten van mijn brein. Hoe goed ik nu ook mijn best doe, ik kan er niet bij. Toch is het niet zo dat ik het winnen voor lief nam. Dat deed ik nooit. Ik geloof dat ik altijd een dankbare loper ben geweest. Het winnen was de bevestiging van een sterk en gezond lichaam. Natuurlijk had ik er flink voor getraind, maar dat lichaam waar ik het mee moest doen, had ik bij mijn geboorte cadeau gekregen. Misschien bood het lopen zo tegenwicht tegen het leed van de intensive care. Lopen is niet zomaar een reis, lopen is een bedevaart.


Deze column schreef ik op verzoek van de Station tot Stationloop en is ook op de website van de hardloopwedstrijd te lezen.

Archieffoto van de Station-tot-Stationloop

Van station tot station

Vanuit de tractor kijkt hij uit over zijn land. Zon en regen wisselen elkaar goed af, dit voorjaar. De weiden zijn uitzonderlijk groen en de akkers liggen er vruchtbaar bij – zoals mijn vrouw 10 jaar geleden, denkt de boer met een stiekeme glimlach. Vanavond moet er bemest worden, dus verwondert hij zich niet lang over de olympische trein die over het enkele spoor rijdt. Normaal tuft hier alleen een stoptreintje tussen de velden, van Zwolle naar Emmen en weer terug. De oranje gekleurde trein versierd met portretten van olympische helden is hier trouwens wel eerder geweest: verleden jaar rond dezelfde tijd, en een jaar eerder trouwens ook al.

In die trein zit ik, me klaarmakend voor het lopen van de Station-tot-Stationloop. Na een kopje koffie op het station van Dalfsen grijp ik de laatste mogelijkheid om op tijd aan de start te verschijnen in Ommen. Net als vorig jaar en het jaar ervoor.

Wat compleet anders is, is mijn wedstrijdplan. Vandaag zal ik de wedstrijd over laten aan de anderen, terwijl ik er zelf een duurloop van zal maken. Tenminste, als ik de strijdlust weet te onderdrukken. Want, hoewel ik het besluit al heb genomen, gedwongen door een hamstringblessure waarvan ik inmiddels herstellende ben, knaagt het al dagenlang: ‘dan loop ik over dat geliefde parcours over fiets- en wandelpaden, dwars door de Vilterse molen heen, over de weg en over de Vechtdijk, terwijl ze voorin misschien wel mijn parcoursrecord breken’.

Als ik Leon Sanderman bij de start even vraag hoe het met hem is antwoordt hij kort, zonder de wedervraag te stellen. Dus weet hij niet dat het nog niet goed genoeg gaat om een bedreiging voor hem te vormen. Na de wedstrijd hoor ik dat koplopers Leon en de uiteindelijke winnaar Jan Paalman de hele wedstrijd verwachtten dat ik ze zou inhalen. Misschien dat Leon hier een les uit leert: vraag je concurrenten altijd hoe het gaat – niet zozeer uit beleefdheid maar uit eigenbelang, zodat je weet wat je kunt verwachten.

Na het startschot gaat mijn eerste kilometer wat harder dan gepland, in 3’30. Zo kan ik op gepaste afstand zien hoe de koplopers in 3’00 doorkwamen, zodat ik met gerust hart verder kan lopen: die snelle start zullen ze later moeten terugbetalen dus blijft mijn parcoursrecord redelijk veilig.

Daar loop je dan, met startnummer 1 midden in het wedstrijdveld. Loper na loper laat ik passeren, onder wie zelfs enkele dames. Al die lopers lopen me in stilte voorbij, de blik op oneindig,  alsof ze aan een onzichtbaar koord worden voorgetrokken. Een enkeling hijgend, een ander stampend en weer een ander met de armen zwaaiend alsof hij met een zeis de velden bewerkt. Ik kijk ondertussen uit over dezelfde velden als de boer en bedenk me dat het toch wel een goede lente moet zijn voor de boeren op het land.

Het applaus van toeschouwers langs de kant striemt als de zweepslagen van een koetsier op de rug van een sloom paard: vooruit! Ondanks dat herinner ik me mijn missie en kan langzamerhand meer en meer genieten. Het is tenslotte een heerlijk hardloopweertje en ik loop door een prachtige omgeving.

Met nog 5 kilometer te gaan staat er een jongetje alleen langs de kant van de weg aan te moedigen: hup hup! Dat voelt dan voor het eerst echt bemoedigend! Op een lenteavond komen daar plotseling in een uur tijd duizend hardlopers voorbij en een politiemotor. Dat moet toch machtig zijn, als je aan de Markeweg bij Hessem woont?! Bij de volgende bocht staan tientallen mensen en probeer ik te laten zien dat ik geniet: even lachen en een hand in de lucht.

Na de finish in Dalfsen heb ik nog even de gelegenheid om Jaqueline Rustidge en Jan Paalman te feliciteren, de winnaars van deze editie. Mijn record heeft stand gehouden. Een biertje nog, en dan is het weer mooi geweest. De trein komt me halen om me bij een ander station weer af te zetten.

Foto door Jan