Nel mezzo del cammin di nostra vita
Mi ritrovai per una selva oscura
Ché la diritta via era smarrita
Op het midden van het levenspad aangekomen
Bevond ik mij in een donker woud
Omdat ik van het rechte pad was afgedwaald
De eerste regels van Dante’s Goddelijke Komedie schieten me te binnen als ik me in de wildernis van de Sallandse heuvelrug bevind. Het is maandag, een 40km-lange duurloop vanaf station Holten naar de Hellendoornse berg en terug. Vanaf de westelijke flank van de Sprengenberg zie ik behalve een enkele torenspits, waarschijnlijk de Palthétoren, alleen maar heide en naaldbos, duizend tinten bruin, groen en paars. Tot het eind van de negentiende eeuw bestond het hele gebied uit heide, het naaldbos werd aangepland om te voorzien in de stuthoutbehoefte van de Limburgse steenkolenmijnen. De aangeplante pijnbomen hebben de wind door hun takken gevoeld als strelingen van een geliefde, hebben haar de verwoestende kracht ontnomen. Na tientallen jaren zijn sommigen langzaam kaal geworden, verdord en verouderd. Takken braken af, de stam begaf het tijdens een sleurende storm, ze zijn weer één geworden met hun oorsprong en hebben de ruimte aan nieuwe generaties planten en bomen gelaten.
Uiterlijk mogen onze vaderlandse bossen dan nog steeds het donkere woud voorstellen, maar van karakter zijn ze onvergelijkbaar. Waar in Dante’s tijd het bos nog synoniem stond voor de dreiging van onzichtbare gevaren, beesten en rovers, is het bos nu nog een park, de fauna bestaand uit onschuldig vreedzame grazers en knaagdieren: reeën en eekhoorns. De strijd is gestreden. Een eindje verderop staat een houten uitkijkhutje, het kronkelige pad gaat over in een geasfalteerd fietspad met langs de route bewegwijzering voor wandelaars en fietsers.
Ik ben van het rechte pad afgedwaald. Ik heb ervoor gekozen om enkele maanden aan mijn passie te besteden: het marathonlopen, waar ik redelijk maar geen uitzonderlijk talent voor heb. De marathon is voor mij een droom, een vlucht uit het georganiseerde maatschappelijk leven. Een strijd tegen de klok, tegen mijn fysieke grenzen, een strijd die tot bevrijding moet leiden, een leven buiten de gebaande paden, het donkere woud in. Geen gevaarlijk woud, maar misschien wel een met verassingen.
Nu, een kleine twee weken voor de marathon, wat mijn moment suprême moet worden, horen de puzzelstukjes in elkaar te vallen. Dat doen ze ook. Bij trainingen en testwedstrijden voel ik dat het lichaam barrières heeft doorbroken, ik ben sterker dan normaal en mag nu gas terugnemen om, gebruik makend van de fysieke supercompensatie, mijn normale kracht te overtreffen. De marathon als metafoor voor de maakbare wereld, het verparkte bos.
De 5 cijfers die mijn finishtijd zullen vormen, lijken nu van grote betekenis. Hoewel ze door hun abstractie ongevoelig zullen zijn voor de tand des tijds, zijn ze zoals de wind en de bomen van de Sprengenberg: ze zullen bemind worden, maar ze zullen ook vergeten worden. Van de gestorven boom blijft de stam nog over, maar door de jaren heen verteerd door mieren blijft er niets meer van over.