De zangzwaan

Posio, Fins Lapland. Op de laatste avond van april ligt een wilde zwaan op het ijs, aan de rand van het langzaam groeiende wak, te baden in de zon. Hij is niet de enige, er dobberen een stuk of wat in het water, samen met een paar brilduikers en een kleine soort gans die ik niet bij naam ken. Over het ijs wandelen wulpen, een beetje onwennig nog, want ze zijn pas een paar dagen terug in het noorden, terwijl de zwanen er al een paar weken zijn.

Het hardlooptempo ligt hoog, de dertig kilometers van gisteren zijn goed verteerd. Of komt het misschien door de stilte en de avondzon, geven zij me een duwtje in de rug? Bij de afslag naar Lauhkea keer ik om en als ik opnieuw bij het meer kom, hoor ik dat de zwaan in een polemiek is geraakt met een verre hond. Rauw klinken de wederzijdse kreten over het meer, maar de boosheid is slechts gespeeld, als die van politici, de klanken zijn betekenisloos.

Yrjö Kokko - Laulujoutsen
Yrjö Kokko – Laulujoutsen

Halverwege de vorige eeuw was de zwaan door de jacht aan het verdwijnen. Eind jaren veertig telde Finland nog maar vijftien paren. In 1950 schreef de dierenarts Yrjö Kokko het boek ‘Laulujoutsen’, De Zangzwaan, over de mens en over de met uitsterven bedreigde wilde zwaan. ‘De mens heeft de wrede wens om zeldzame dieren te doden,’ schreef hij. Het boek betekende de redding van de zwaan, die vanaf dat moment status kreeg alsof hij Finland zelf was. De wilde zwaan werd Zangzwaan en sindsdien is er niemand meer die het nog in zijn hoofd haalt om erop te jagen.

Slechts vier jaar later schreef Yrjö Kokko een nieuw boek, met de titel ‘Ne tulevat takaisin’ (ze komen terug). Het onvoorstelbare voltrok zich, de zangzwaan luisterde naar het in spijt rouwende volk en keerde werkelijk terug. Zestig jaar later is er, in het land van tienduizend meren, geen open water meer denkbaar zonder de zangzwaan.

Tenminste, in de zomer, want in oktober trekken ze naar het zuiden, alsof ze ons eraan willen herinneren dat hun aanwezigheid geen vanzelfsprekendheid is. Een half jaar later keren ze pas terug. De hele winter is het Finse volk in afwachting van de zwaan, maar men laat ze begaan. Kinderen leren dat ze de zwaan in de herfst niet mogen voeren, want als je dat wel doet, bestaat de kans dat hij niet naar het zuiden trekt en in het meer doodvriest bij dertig graden onder nul.

Na de duurloop wandel ik naar de vogeltoren aan de andere kant van Posio, aan de rand van het meer dat zich uitstrekt tot daar waar de zon ondergaat. Het wak weerspiegelt de lucht, maar doordat er geen enkel wolkje is te bekennen, blijft een werkelijk spectaculair kleurenspel vanavond uit. Er arriveert een auto. Een oude natuurfotograaf uit het dorp betreedt het ijs en wuift me toe. Als ik me bij hem voeg, mompelt hij dat de zwanen ver weg zitten. ‘Ja,’ zeg ik, ‘te ver weg voor een foto, maar ze zijn er tenminste wel.’ De fotograaf lijkt me niet meer te horen. Hij tuurt door zijn camera naar de zwanen die steeds verder afdwalen in het wak dat langzaam van geel naar oranje verkleurt. Het Finse volk is er een van weinig woorden. Als ik me uit de voeten maak, word ik plotseling overmand door een mengeling van liefdesverdriet en een kwetsbaar geluksgevoel: ze zijn terug.

zwaan


Leave a comment

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.