April is the cruellest month, breeding
Lilacs out of the dead land, mixing
Memory and desire, stirring
Dull roots with spring rain.
From: The Waste Land, T.S.Eliot
Bij Rovaniemi is het ijs op de Kemirivier nog dik genoeg om overheen te lopen, maar de zomer staat voor de deur. In de stad en op de zuidelijke hellingen van de heuvels is de sneeuw grotendeels verdwenen. De dagen lengen rap, over zeven weken zal de zon beginnen aan haar toer van dertig rondjes aaneen boven de horizon.
Een week of twee geleden hoorde ik een klank die deed denken aan koperen kerkklokken en zilveren trompetten. Onmiskenbaar: de zangzwaan was terug. En er zijn meer vogels, je hoort ze overal sjilpen en kwetteren. Kort geleden was de specht nog de enige vogel die ik hoorde als ik ’s ochtends naar mijn werk liep. Aan de straat langs de rivier hakten ze in op de zinken kappen van de straatlantaarns, de speelse percussie wekte de serene witheid tot leven. De spechten zaten in vier of vijf straatlantaarns en hielden zich stil tot je onder ze doorliep. Ochtend na ochtend klonk hetzelfde galmende spel, ze moesten zich kosteloos hebben vermaakt om de mensen die onder hen voorbij kwamen en verwonderd opkeken.
De wegen en paden die tot voor kort nog als gefreesde groeven door het landschap liepen, zijn inmiddels vrij van sneeuw. Op verschillende plekken in het land hebben ze te maken met overstromingen, een krachtige lenteschoonmaak. De beren zijn al ontwaakt en de mens lacht, meer dan anders. Maar de bloesem, de bloemen en het groen laten nog even op zich wachten. Iedere dag ziet er anders uit, alles is onderhevig aan verandering. Waar de winter eindeloos duurt, is de lente vluchtig. Daarin schuilt zowel wel de schoonheid als de wreedheid van april.