Sauna

Rond midzomer zijn we weer in de hut aan het meer in midden-Finland. Ik kom er graag, al was het om de droeve roep van de parelduiker die laat in de avond over het slapende meer weerklinkt. Het is een kreet waarvan je hart haast overslaat. De roep wordt door een onheilspellende stilte gevolgd, tot een halve minuut later vanuit de verte een andere parelduiker antwoordt: gedeelde smart is halve smart.

Vanaf de hut is er één hardlooproute, maar na een paar kilometer over pittige heuvels split het weggetje. De weg naar rechts gaat kort maar steil omhoog. Linksaf biedt een geleidelijkere klim, maar die houdt meer dan een kilometer aan. De derde keus, de weg terug, is steil én lang. Kortom, bij de hut is het altijd aanpoten, een ontspannen duurloopje zit er niet in.

Bij terugkomst wacht de sauna. Ieder huis, zelfs ieder publiek gebouw bevat een sauna en de gemiddelde Fin maakt er minstens eenmaal per week gebruik van. De houtgestookte sauna bij de hut is me veel liever dan de elektrische waarover we in de stad beschikken. Traditiegetrouw neem ik een blikje bier mee naar binnen. Heerlijk ter koeling als de hitte in je gezicht slaat. We plukken een paar bladertwijgen van de berk en binden ze samen om ermee op je lichaam te kunnen slaan. ‘Vihta’ heet dat. De prikkelende geur van het bladgroen mengt zich met de hete dampen en dat zou heilzame effecten hebben.

De sauna is meer dan drie maal zo oud als het christendom, en nog veel heiliger ook. Zevenduizend jaar geleden bouwde men hier al ondergrondse rooksauna’s om de winter te overleven. Sindsdien is de sauna niet weg te denken uit dit land. De meeste ouderen zijn erin geboren – niet alleen vanwege de warmte, maar ook vanwege de steriliteit die er heerst: er is haast geen bacterie die zo’n hitte overleeft. In de sauna wordt het de stugge Finse volk week en ontluikt zijn psyche. Zo vertelde Rami, die behalve een vriend ook een gerespecteerd 800m loper is, in de sauna dat hij vader zou worden. Ook bij feesten wordt de sauna opgewarmd. Naakt zitten wildvreemden tegen elkaar aangeklemd, terwijl de berkenbladeren rondgaan. Als je geluk hebt, wilt een ander je even op de rug slaan, daar waar je zelf niet goed bij kunt. De één slaat hard, de ander zacht, maar iedereen ademt dezelfde lucht. En dat is allemaal doodnormaal.


Deze column verscheen in Runner’s World magazine, september 2013

Leave a comment

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.