Ik ben niet alleen. Er is de maan, en er zijn de gestalten van de bomen die de houthakker hebben weten te ontlopen. De weg spekglad van het ijs, behalve op een voetbrede strook aan de rand van de berm. De uil in het bos en de wielrenner naast me zijn slechts verbeelding, ik heb ze in het leven geroepen om me te vergezellen zolang de weg geen straatlichten kent.
Iedere hardloper die ‘s winters de buitenwegen kiest kent de vier gedaanten van de maan. In het eerste kwartier geeft ze nauwelijks licht maar wint in de loop der dagen haar kracht. Het tweede kwartier is ze oppermachtig. De loper heeft geen kunstmatige lichten nodig om door het bos te rennen – de zilveren schijf aan de hemel volstaat. Maar kort nadat Luna zich in haar volle naaktheid heeft getoond, laat ze in het derde kwartier ’s avonds steeds langer op zich wachten, om in het vierde kwartier alleen ’s ochtends nog aan de hemel te verschijnen, haar krachten sparend voor de wedergeboorte.
Twee weken geleden liep ik door het volstrekt donkere bos. Het was één van die avonden dat de maan liet afweten. Het bospad voerde langs een verlaten huisje waarin zomaar een moordenaar kon wonen, mijn verbeelding liet me ook toen niet in de steek. Juist op het moment dat ik mezelf moed insprak, vloog een schaduw over het pad. Een schaduw die nog veel donkerder was dan de nacht. Geschrokken draaide ik me om en schakelde wel drie versnellingen hoger, terug naar het laatste straatlicht bij de akker, op de voet gevolgd door een bloeddorstige moordenaar in het bos. Aan de rand van het bos hield ik in – buiten adem was ik. En de haas, want die was het, waarschijnlijk ook. Op gepaste afstand lachte hij mij uit. Dat was toen, maar nu, in de verte, de dreigende zoeklichten van een naderende auto, die naar links en rechts draaien al naar gelang de bochten in de weg. Plots word ik erdoor verblind. Als ik even later weer alleen ben met de maan en de uil en de wielrenner die in een hert is veranderd begrijp ik ineens waarom zij zonder eigenliefde zich binden aan pooiers en mishandelaars, want liefde is als licht en als je aan de duisternis gewend raakt kan helder licht weleens teveel zijn en hetzelfde geld vast ook voor de liefde.
Deze column verscheen in Runner’s World magazine, editie maart 2014